Toen we wakker werden zat Flap al een paar uur in de val. Vannacht in het veilige duister had hij rond gescharreld, zorgvuldig langs de plinten lopend, open vlaktes en lichte plekken mijdend. Toen de val dicht klapte, was hij erg geschrokken en de lust om nog een keer aan de pindakaas te likken was hem op slag vergaan. Daar zat hij dan, besluiteloos omdat er weinig te kiezen of te besluiten viel, en het werd steeds lichter. Het was al lang tijd om thuis, onder de planken vloer, in een hoekje te slapen. Het ruikt naar kat, en als het een kat is die op het aanrecht kan springen, is hij de klos. Zodoende zit Flap er timide bij als ik hem vind, stil en rillend alsof hij het koud heeft. Ik vraag me af waarom hij Flap heet. Ja, zijn oren zijn relatief groot, maar dat hebben alle kleine muizen. Ik denk dat hij eerst een andere naam had, gewoon Henk of Filip, maar dat een plaaggeest in de familie hem een paar keer Flap noemde en dat het zo'n succes was dat niemand hem meer anders no